Ons perspectief voor Flevoland; voor iedere Flevolander

“Omdat de aandacht vanuit politiek Den Haag sinds de jaren tachtig niet meer uitgaat naar het ondersteunen van de meest kansarme delen van Nederland worden de verschillen steeds groter. Je hebt de steden, waar ieder jaar meer mensen, banen, scholen en cafés komen, en je hebt de rest, waar het almaar minder wordt.”
Floor Milikowski, sociaalgeograaf en journalist.

Groeiende steden en krimp in de landelijke gebieden: wie niet beter weet, zou kunnen denken dat de trek van de regio naar de stad een natuurwet is. Maar dat is het allerminst. Verreweg de meeste mensen willen eigenlijk helemaal niet weg uit hun eigen regio. Als je mensen vraagt, waar ze het liefst zouden wonen, blijkt dat de meesten landelijk willen wonen. Dichtbij de stad, maar wel in het groen. Bijvoorbeeld in de polder.

Dat de trend precies andersom is, heeft in belangrijke mate te maken met het gebrek aan studiemogelijkheden, werk, huizen en andere faciliteiten als goed openbaar vervoer. Dit heeft voor zowel de bewoners van het stedelijk- als van het buitengebied grote gevolgen. In het stedelijk gebied komt door de steeds verdere concentratie van bedrijvigheid en verdichting de leefbaarheid onder druk te staan. De luchtkwaliteit is beroerd en door het verdwijnen van groen neemt de hittestress toe.

Het probleem manifesteert zich weliswaar op een andere manier, maar ook in het landelijk gebied vinden twintigers geen betaalbare woning. Zij kunnen immers nergens in hun dorp terecht als ze het ouderlijk nest willen verlaten. Niet bouwen betekent dan de facto krimp. Daardoor komt het voorzieningenniveau steeds verder onder druk te staan en ontstaat een vicieuze cirkel. Waarom zou je een school openhouden als alle jonge gezinnen vertrokken zijn?

Anders dan vaak gedacht wordt de trek naar de stad niet bepaald door de ‘vrije wil’, maar door beleid. In de jaren tachtig is het beleid radicaal omgegooid en is er gekozen voor eenzijdig concentratiebeleid. Het doel was niet langer het ondersteunen van zwakke regio’s, maar het verder uitbouwen van potentieel sterke stedelijke agglomeraties. Om dat te bewerkstelligen werden steeds meer voorzieningen op het gebied van wonen, economische infrastructuur, onderwijs en cultuur geconcentreerd in stedelijk gebied.

De trek naar de stad wordt nog eens versterkt doordat bouwen in het buitengebied in de meeste provincies aan zeer strenge eisen is gebonden. Vanuit een landschappelijk oogpunt is dat misschien nog wel te begrijpen, maar het gevolg is wel dat bij het bestrijden van de huidige wooncrisis de ruimte vooral binnenstedelijk wordt gezocht. Het is niet zo, dat dit concentratiebeleid ons niets heeft gebracht. Stedelijke agglomeraties als Almere, Lelystad en Emmeloord hebben zich ontwikkeld tot belangrijke trekkers van onze provinciale economie, waarvan zeker ook een deel van de omliggende gebieden kan meeprofiteren. Het landschap buiten deze steden bleef bovendien overwegend groen. Maar door deze eenzijdige focus dreigt wel een steeds grotere kloof te ontstaan tussen stadsregio en buitengebied. Bijvoorbeeld tussen Lelystad en Swifterbant. Maar ook tussen Emmeloord en de omliggende dorpen. De recent gepubliceerde Atlas van afgehaakt Nederland maakt pijnlijk duidelijk waar dit toe heeft geleid. Door sterker te maken wat al sterk is, is wat al kwetsbaar was nog kwetsbaarder geworden. Als PvdA willen we deze tweedeling voorkomen binnen Flevoland. Dat betekent dat we op alle niveaus perspectief willen bieden. Flevoland is uniek. Het is ’s werelds grootste inpoldering. De grote uitgestrekte natuurgebieden waar je in kunt verdwalen, het IJsselmeergebied met de randmeren om de polders, het unieke ontworpen landschap met zijn bijzondere cultuurgebieden als Schokland, Nagele en Urk vormen samen de aantrekkelijkheid en identiteit van de regio.